17. Een man kampeert in de vrije natuur. Om zijn warme maaltijd te bereiden verzamelt hij wat sprokkelhout en daarmee legt hij een vuurtje aan. Welke van de onderstaande feit(en) is/zijn van toepassing op deze situatie. (ZIE ARTIKELEN HIERNA)
Let op er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.Arrtikel 2:18 APV Rookverbod in bossen en natuurterreinen
1. Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende een door het college aangewezen periode.
2. Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3. Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in her daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen
en aangrenzende erven.
Artikel 5:34 Algemene Plaatselijke Verordening
1 .Het is verboden in de open lucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2, Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden.
3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
4.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 429 Wetboek van Strafrecht
Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
l-hij die een vuurwapen afschiet, een vuurwerk ontsteekt of een vuur aanlegt, voedt of onderhoudt op zo korte afstand van gebouwen of goederen, dat daardoor brandgevaar kan ontstaan;
2-hij die door gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg gevaar voor bos-, heide-, helm-, gras- of veenbrand doet ontstaan;